Laatste jeugdzomer IV

De wuivende bomen zongen in koor een lied waarvan het verhaal gaandeweg begon aan te zwellen. Het gezang ging tenslotte over in gehuil en de storm kwam in een stroomversnelling. Eerst bezweek de oude, statige kastanjeboom door de kracht van de wind, vlak daarna een kleine dennenboom en uiteindelijk sloeg in de buurt van het huis de bliksem in. „Echt krachtig is het niet”, dacht ik bij mezelf, terwijl ik uit het raam staarde. Ik vraag me af of mevrouw de kunstenares nat is geworden? Of zou ze erin geslaagd zijn te schuilen voor de storm? Zo zou ik daar hebben gestaan en me dat hebben afgevraagd, was het niet dat er water op mijn hoofd begon te druppelen, ik keek op en verstijfde. Een grote natte plek op mijn plafond, steeds doorweekter en het gips kwam langzaam los. Ik liep naar boven en in een oogwenk bevond ik me op zolder en -o gruwel- wat ik daar zag bezorgde me een hartaanval! Bijna, want eerst moest ik het huis zien te redden. In minder dan geen tijd bracht ik emmers en teilen aan, zette ze naast me neer en met een stuk plastic die ik had gevonden bedekte ik het kleine gat in het dak. Zodra de storm voorbij was ging ik de schade opnemen. Behalve het dak was er bij mij verder geen schade, met uitzondering van enkele kleine beschadigingen. In de nabijgelegen boerderijen was de situatie iets minder goed. Afgerukte daken, kapotte ramen, een kleine brand en een dronken kip. In het huishouden van mevrouw de kunstenares had ook een kleine Apocalyps plaatsgevonden, er was een hoogspanningslijn beschadigd en dus was er noch bij haar noch in de vijf andere huizen stroom. Trouwens zag mevrouw de artieste er zelf niet beter uit dan die kip. Op weg naar huis kwam haar ketting los en moest ze de fiets, waarmee ze zich gewoonlijk voortbeweegt, aan de hand voortduwen, waardoor ze in direct contact kwam met de watervloed die met bakken uit de lucht viel. Doorweekt tot op het bot zocht ze haar toevlucht in een kapel langs de weg, wat niet veel opleverde. Ik had nadien enkel een probleem door haar, maar wat kon ik doen, toen ik een buur zo zag klappertanden van de kou. -Het is de griep; zo informeerde mevrouw de artieste me.

Ja, dat zie ik, u hebt het goed voor elkaar om me op zo’n moment te bezoeken... Ze vleide zich comfortabel neer in MIJN bed, voegde nog venijnig iets toe over mijn gastvrijheid en viel in slaap. Eigenlijk, dacht ik, ben ik inderdaad misschien niet zo gastvrij, maar ik heb wel recht op privacy en hoef geen ongenode gasten te ontvangen. Sinds de dood van mijn ouders, ben ik alleen. Ik leef als een eenzaat, een kluizenaar, een eremiet. Mijn kleine wereld is enkel voor mezelf met mijn baan, reizen, vergaderingen, conferenties, het stoort me helemaal niet, zo zijn er verschillende jaren voorbij gegaan van mijn volwassen leven. Het is goed zo. Blijkbaar zijn we voortdurend op zoek naar iets en beseffen we niet hoe snel we worden overgenomen door de dingen die we, zo maken we onszelf wijs, niet kunnen missen. We weten niet hoeveel en wat we in dat streven naar welvaart eigenlijk verliezen. Natuurlijk zijn welvaart, luxe en overvloed geen zonde, er is niets mis mee. Het is ook belangrijk om soms eventjes een moment halt te houden en zich te bezinnen. Woorden die ik hoorde van wijze mensen, maar ik ben er voorlopig niet toe in staat. Ik ben helaas, moet ik toegeven, een soort snob en egoïst. Ik duw me voort als het slagschip Potemkin en er is weinig dat me kan stoppen... Wordt vervolgd

facebook