Rechtstreeks uit het Recht

Ontvoering van kinderen naar het buitenland - rechten van ouders op basis van het Verdrag van Den Haag.


 

Tegenwoordig is er een groeiend aantal relaties en huwelijken met personen van een andere nationaliteit. Het verplaatsen van deze gezinnen tussen de desbetreffende landen voor het onderhouden van contact met het thuisland en de wil om terug te keren naar het land van herkomst leidt vaak tot conflicten tussen de echtgenoten. In geval van een gezinsbreuk ontstaat er een groot probleem met betrekking tot de gezamenlijke uitoefening van het ouderlijk gezag. Het ontbreken van een overeenstemming tussen beide partijen kan de oorzaak zijn voor ontvoeringen van kinderen door ouders naar het buitenland. Er dient echter te worden opgemerkt dat een ouder die zijn kind ontvoert niet altijd machteloos is. Deze ouder kan namelijk gebruik maken van rechtsbijstand op basis van een speciale conventie.

Het belangrijkste juridische instrument dat in zijn geheel betrekking heeft op de kwestie van ontvoeringen door ouders in geval van het meenemen naar of vasthouden van een kind in een ander land is het Verdrag inzake de burgerrechtelijke aspecten van internationale ontvoering van kinderen. Het onderwerp van het opgestelde document in Den Haag van 25 oktober 1980 is het garanderen van een onmiddellijke terugkeer van het kind naar het land waaruit het is ontvoerd en het garanderen van de uitoefening van directe zorg en het leggen van contacten in overeenstemming met de voorschriften van het desbetreffende land - verdragsluitende partij. Op dit moment heeft het rechtsbesluit betrekking op 97 landen, waaronder Polen en Nederland.

Het is de moeite waard aandacht te besteden aan de eisen die dienen te worden vervuld om gebruik te kunnen maken van de rechten die worden aangeboden door het Verdrag. De bepalingen van het Verdrag, in de volksmond Haags Verdrag genoemd, zijn alleen van toepassing in geval van internationale ontvoeringen. Het is van essentieel belang dat beide landen, zowel het land waar het kind verbleef voordat het werd vastgehouden en ontvoerd en het land waarnaar het kind is ontvoerd of waar het wordt vastgehouden, het desbetreffende Verdrag hebben ondertekend. Een andere eis is dat het kind een vaste verblijfplaats dient te hebben in een van de verdragsluitende staten en tevens de vereiste leeftijd heeft. Deze akte heeft namelijk enkel betrekking op kinderen tot 16 jaar. Voor een daadwerkelijk terugkeer van het kind naar het desbetreffende land dient te worden aangetoond dat het meenemen van het kind onrechtmatig was. Voor een gelijke redenering van dit begrip bevat het Verdrag in artikel 3 een wettelijke definitie. Het meenemen of het vasthouden van een kind zal als ongeoorloofd worden beschouwd indien dit de rechten van iemand die verantwoordelijk is voor de uitvoering van zorg over het kind aantast, die goed was uitgevoerd of goed had kunnen worden uitgevoerd indien de ontvoering of het vasthouden van het kind niet had plaatsgevonden. Het is van belang dat het recht voor de uitvoering van zorg voortkomt uit dezelfde wet, een akkoord met rechtskracht in het licht van de wetgeving van de landen - partijen van de conventie of uit een rechterlijke of administratieve beschikking.

De meest effectieve resultaten van het Verdrag zijn te zien in situaties waarin het kind een vaste verblijfplaats heeft bij een van de ouders - meestal in geval van een echtscheiding of op basis van een opvoedplan. Moeilijkheden worden opgemerkt in zaken waarbij er helemaal geen verblijfplaats is vastgesteld of indien de ouders afwisselende zorg overeen zijn gekomen. In dergelijke gevallen wordt er vaak verwezen naar het recht van de ouders op persoonlijk contact met het kind of ouderlijk gezag. Tijdens het contact voert de desbetreffende persoon namelijk persoonlijke zorg over het kind uit en het recht komt om die reden voort uit het overeenkomen van contact. Ouderlijk gezag betreft in het bijzonder de zorg over het kind en zijn vermogen, wat niet alleen wordt gerealiseerd door feitelijke handelingen - ondertekening van de aanvraag voor toelating tot een onderwijsinstelling, maar tevens door de mogelijkheid tot het nemen van beslissingen en het plannen van de toekomst van het kind, zoals bijvoorbeeld waar het kind dient te gaan wonen. Met andere woorden, zelfs indien in een echtscheidingsvonnis of in een opvoedplan niet staat beschreven bij welke ouder het kind zijn vaste verblijfplaats heeft na de scheiding, dan is het mogelijk gebruik te maken van het Verdrag dat betrekking heeft op het recht van persoonlijk contact met het kind of de uitvoering van het ouderlijk gezag, wat dient te worden opgevat als een mogelijkheid tot het gezamenlijk beslissen over belangrijke zaken met betrekking tot het kind, waarvan de woonplaats van het kind er een van is.

Hoe ziet de procedure eruit van de terugkeer van een ontvoerd kind? Het Verdrag verplicht ieder land een centrale autoriteit aan te wijzen voor de realisatie van eventuele verplichtingen. Bij een dergelijke autoriteit dient een verzoek te worden ingediend voor de terugkeer van het kind, bij voorkeur onmiddellijk, echter binnen een termijn van een jaar vanaf de dag van ontvoering van het kind. In Polen betreft een dergelijke autoriteit het ministerie van justitie. De taak van deze autoriteit is het ingediende verzoek over te dragen aan de centrale autoriteit van het land waar het kind wordt vastgehouden. Dit verplicht de autoriteiten in dat land tot het nemen van passende maatregelen. Een verzoek over de terugkeer van een kind kan zelfstandig worden opgemaakt. Het is echter makkelijker gebruik te maken van het daarvoor bestemde formulier, een bijlage aan de Haagse Conventie, waardoor het vermelden van noodzakelijke informatie niet wordt vergeten. De procedure alleen, met betrekking tot de terugkeer van het kind, hoeft niet het ontstaan van eventuele kosten voor de verzoeker te betekenen. Een voordeel van eerder genoemde is de snelheid, aangezien de voorschriften een termijn van zes weken aangeven voor het behandelen van het verzoek door een rechtbank van het land waar het kind naar is ontvoerd. In geval van het verstrijken van deze termijn en het ontbreken van een beslissing in deze zaak heeft de verzoeker of de centrale autoriteit het recht het opgeven van de reden voor vertraging te eisen.

De genomen beslissing zal niet altijd gunstig voor de verzoeker uitpakken. Er komen situaties voor waarin de rechtbank op basis van het Verdrag de terugkeer van het kind niet kan bevelen. In overeenstemming met art. 13 is een dergelijke situatie mogelijk in geval van een verhoogd risico voor de blootstelling van het kind aan lichamelijk of geestelijk gevaar. De rechterlijke of administratieve autoriteit kan eveneens weigeren een kind te laten terugkeren indien deze autoriteit van mening is dat de persoon of de instantie die de zorg over het kind verleend, niet het gezagsrecht tijdens de ontvoering of het vasthouden van het kind heeft uitgevoerd of toestemming heeft verleend of later die toestemming heeft gegeven voor het meenemen of vasthouden van het kind. Het weigeren het kind te laten terugkeren kan tevens ontstaan door het feit dat het kind zich inmiddels heeft aangepast aan de nieuwe omgeving en het niet eens is met de terugkeer, tenzij dit niet kan worden geaccepteerd als gevolg van de leeftijd of volwassenheid van het kind. Beslissingen die door de rechtbank worden genomen dienen in overeenstemming te zijn met de voorschriften inzake de bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.

Kortom, het Verdrag van Den Haag geeft ouders de bescherming tegen de ontvoering van kinderen naar het buitenland. De daarin beschreven bepalingen verbinden de landen-partijen en verplichten tegelijkertijd de centrale autoriteiten tot het verrichten van handelingen voor de onmiddellijke terugkeer van het kind en daarbij dus ook de vaststelling van de verblijfplaats, het voorkomen van nieuwe bedreigingen of verdere schade aan de betrokken partijen en het garanderen van een vrijwillige terugkeer van het kind of het overeenkomen van een minnelijke schikking met betrekking tot het geschil. Er dient er echter rekening mee te worden gehouden dat het verlies van de natuurlijke omgeving of het gevoel van veiligheid en het verbreken van contact met de ouder negatief kan worden ervaren door het kind. In verband hiermee houden de desbetreffende autoriteiten altijd rekening met het belang van het minderjarige kind en wordt er onder andere een beslissing genomen op basis van het welzijn van het kind. Een ouder die zijn kind zonder toestemming van de andere ouder ontvoerd zal niet ongestraft blijven en de persoon van wie het gezagsrecht is aangetast kan rekenen op uitgebreide juridische bijstand.

facebook